Personenregister

Personenregister

Abaqua (1234–1282) De zoon van Hulagu Khan en tweede khan van het Il-Khanaat. Zijn bestuursperiode werd gekenmerkt door burgeroorlogen met het Noordelijke Khanaat van de Gouden Horde, en mislukte veldtochten in het huidige Syrië. Hij sloot verschillende bondgenootschappen met de Christenen, en hielp ze in hun oorlog tegen de Mamelukken.
Ambakai Een van de voorvaderen van Djengis Khan. Ambakai was zelf ook een succesvol khan, totdat hij gevangen werd genomen door de Tataren en werd uitgeleverd aan China. Ambakai werd in de tijd van Djengis Khan gezien als een grote khan, en hij was een van de voorbeelden voor Temujin.
Ariq Boke (1217-1266) De jongste zoon van Tolui, en dus een broer van Koeblai Khan. In 1258 verliet zijn broer en Khagan Monkhe Mongolië om de Song-dynastie te veroveren, en Monke overleed in deze oorlog. Ariq Boke besloot toen om zichzelf Khagan te benoemen. Zijn broer Koeblai khan was hier niet blij mee, en er volgde een oorlog tusse de twee broers. Uiteindelijk won Koeblai Khan deze oorlog, en Ariq Boke werd gevangengenomen, een paar jaar later stierf hij.

Bayan van de Baarin (1236 – 1295)

Bijgenaamd ‘Bayan honderd ogen’. Generaal in het leger van Kublai Khan. Veroverde de Song-Dynastie.
Batu Khan- (1205–1255) Khan van de Blauwe Horde, de belangrijkste sub-Khanaat van de Gouden Horde. Hij was de zoon van Jochi, en dus kleinzoon van Djengis Khan. Hij viel herhaaldelijk Rusland en Europa binnen.
Begter De oudste (half)broer van Temujin. Zijn vader was Yesükhei, maar zijn moeder was niet Hoelun. Toen zijn familie na de dood van Yesükhei was achtergelaten op de steppe hield Begter zijn buit achter en at vervolgens mee met de gezamenlijke buit. De familie stond op het randje van de dood en toen Temujin dit verraad ontdekte vermoordde hij Begter.
Belgutei Een halfbroer van Temujin. Zijn vader was Yesughei, zijn moeder was niet Hoelun. Belgutei was altijd een vertrouweling van Djengis Khan.
Berke De Khan van de blauwe horde, opvolger van Batu Khan. Hij staat erom bekend dat hij de eerste Mongool was die zich bekeerde tot de Islam. Hierdoor kwam hij in conflict met andere Mongolen, waaruit een lange oorlog met Hulagu Khan van het Il-Khanaat volgde. Hulagu Khan leidde een invasie in het huidige Syrië en Palestina. Berke Khan vreesde voor zijn mede-Moslims en sloot een bondgenootschap met de Mamelukkenm. Hij versloeg in een veldslag Hulagu Khan. Het is hierdoor, dat steden als Jeruzalem en Mekka nooit zijn veroverd door de Mongolen. Berke Khan overleed in een oorlog tegen de zoon van Hulagu, Abaqua Khan.
Börte De eerste vrouw van Djengis Khan. Ze kwam oorspronkelijk uit de stam Olkunut en trouwde met Temujin toen ze 17 was. Er is vrij weinig over haar bekend, maar over het algemeen wordt aangenomen dat ze toen ze 12 was al werd uitgehuwelijkt aan Temujin en dat Temujin haar later kwam ophalen, nadat hij was verstoten uit zijn stam. Niet lang daarna werd ze ontvoerd door de Merkit, een rivaliserende stam. Hierdoor is het nooit zeker geweest of haar eerste zoon, Jochi, van Djengis Khan is of van iemand van de Merkit.
Börte is altijd erg belangrijk geweest van Djengis. Zij was een van zijn belangrijkste adviseurs en werd later keizerin van het Mongoolse rijk.
Checheyigen Tweede dochter van Djengis Khan en Börte, uitgehuwelijkt aan Inalchi, zoon van Quduqa-Beki.
Chilaun Een generaal onder Djengis Khan. Hij was een van de 4 vertrouwelingen van Djengis. Hij en zijn vader hielpen Temujin ooit ontsnappen van de Taichi”ut.. Zijn naam betekent rots in het Mongools.
Djengis Khan Zie pagina over Djengis Khan
Hoelun, Hö’elün Moeder van Temujin en vrouw van Yesükhei. Toen ze jong was werd ze ontvoerd door Yesükhei, die haar tot zijn vrouw nam. Ze werd ontvoerd toen ze opweg was naar een Merkit kamp, waar haar toekomstige man woonde.
Ibaqa-beki Oudste dochter van Jaqa-Gambu. Na de slag bij Baljuna tussen Wang Khan en Djengis Khan werd zij door Djengis Khan als vrouw genomen. Later gaf Djengis Khan haar weg aan Jürchedei, omdat hij in een droom deze opdracht had gekregen van Tengri.
Jaqa-Gambu Jongere broer van Toghril (Wang/Ong Khan). Vader van Ibaqa-beki en Sorqaqtani-beki.
Jebe (?-1225) Eén van de belangrijkste generaals van Djengis Khan. Hij hoorde oorspronkelijk bij een vijandige stam die werd verslagen en is daarna opgenomen door het leger van Djengis. Tijdens deze veldslag zou Jebe het paard van Djengis Khan hebben neergeschoten, maar het is ook heel goed mogelijk dat hij Djengis Khan zelf heeft geraakt. Toen het leger van Djengis de veldslag had gewonnen vroeg Djengis om deze schutter, die zo’n precies schot kon lossen. Vervolgens bood Jebe Djengis zijn diensten aan. Hij kreeg toen de bijnaam Jebe, wat letterlijk pijl betekend, omdat hij zo goed met de boog overweg kon.
Jochi  (1185-1227) Jochi was de oudste zoon van Djengis Khan en een uiterst succesvolle generaal. Maar het was niet zeker of hij wel echt de zoon van Djengis was. Djengis’ vrouw Borte was namelijk voor zijn geboorte ontvoerd door Merkits. Het is dus vrij zeker dat Jochi bij de Merkits is verwekt. Omdat zijn afkomst niet zeker was heeft Djengis hem nooit volledig kunnen accepteren en was hij altijd een buitenstaander in de familie. Zijn broers probeerden altijd in de gunst te komen van Djengis en dit ging vaak ten kosten van Jochi. Jochi kreeg wel van Djengis uitgestrekte gebieden om te regeren, maar na verschillende ruzies met zijn vader en zijn broers trok hij zich volledig terug.
Khasar Broer van Djengis Khan. Khasar vermoordde samen met Temujin hun oudste broer, Begter. Later werd hij een generaal in het leger van Djengis, maar opvallend was dat hij altijd veel minder land had dan andere generaals.
Kitbuqa  (?-1260) Een belangrijke officier in het leger van de IlKhan Hulagu. Hij was verantwoordelijk voor de Mongoolse invallen in Syrië en Egypte. Zelf was hij Christelijk en hij hielp de kruisridders enorm toen hij Baghdat plunderde. Ook veroverde hij samen met kruisridders als koning Bohemund Damascus. Hij stierf in de slag bij Ain Jalut tegen de Egyptische Mamelukken. Dit was de eerste echte nederlaag van de Mongolen sinds Djengis Khan de stammen verenigde. Niet alleen was het een klap voor de trots van de Mongolen, ook ontstonden er interne conflicten tussen de Moslims en de Christenen binnen het Mongoolse rijk. Het IlKhanaat was overwegend Christelijk, terwijl de Gouden Horde zich had bekeerd tot de Islam. De Khans van de Gouden Horde kwamen de Mamelukken te hulp, en vochten samen met hen tegen het IlKhanaat.
Koeblai Khan– (1215-1294) Eerste Khan van de Yuan-dynastie, Khagan van het Mongoolse rijk. Na een tijd van neergang in het Mongoolse rijk was hij degene die het Mongoolse rijk terugbracht naar zijn oude glorie en meer. Hij veroverde de Song-dynastie en legde zo de basis voor de Mongoolse Yuan-dynastie. Hij kwam aan de macht na een oorlog met zijn broer Ariq Boke, die hij won. Koeblai was de tweede zoon van Tolui, en dus kleinzoon van Djengis Khan.
Mamai Een succesvolle generaal in de Blauwe Horde. Hij probeerde herhaaldelijk een eigen Khanaat op te zetten en de macht te grijpen binnen de Blauwe Horde. Het was pas nadat hij was vermoord door een andere Mongoolse generaal dat de Blauwe en de Witte horde verenigd konden worden in de Gouden Horde.
Modu Chanyu, Mao Dun (234 v/Chr – ?) De stichter van de Xiongnu confederatie. Hij kwam aan de macht nadat hij zijn vader had vermoord en verenigde vervolgens de verschillende stammen, waarna hij de schrik van China werd. Hij onderwierp andere machtige ruitervolken zoals de Yuehzi en de Wusun. Hoewel hij het waarschijnlijk wel gekund had, heeft hij China nooit veroverd omdat hij dacht dat een buitenlandse dynastie het land nooit zou kunnen besturen, in plaats daarvan plunderde hij China herhaaldelijk. Hij bestuurde de Xiongnu van 209 tot 174 v/Chr.
Monkhe Khan (1208-1259)  De vierde Khagan van het Mongoolse rijk, en zoon van Tolui. Onder zijn bewind werd Irak en Syrië veroverd. Hij stierf tijdens de oorlog tegen de Song-dynastie.
Nogai Khan Een Khan van de Gouden Horde. In de tijd dat het erg slecht ging met de Gouden Horde, was Nogai constant op zoek naar meer macht, waardoor hij zelfs oorlog voerde met ander Mongolen. Uiteindelijk werd hij vermoord door volgelingen van de “rechtmatige” Khan.
Orda (1205–1280)  De eerste Khan van de Witte Horde, zoon van Jochi, kleinzoon van Djengis Khan. Hij leidde de beroemde slag om Legnica in Polen in 1241.

Qadaq-ba’atur

Komt voor in de Geheime geschiedenis van de Mongolen als een krijger van de Jirgin clan van de Kereyit stam. Hij vocht in het leger van Toghril tijdens de slag bij het Baljuna meer. Aan het einde van de slag geeft hij zich over. Hij zegt dan tegen Djengis Khan dat hij drie dagen en drie nachten heeft gevochten en daarna doorvocht zodat zijn Khan kon vluchten. Djengis Khan waardeert deze onvoorwaardelijke trouw jegens zijn Khan en spaart het leven van Qadaq en neemt hem op in zijn leger.
Quduqa-Beki Een leider van de Oirat die zich in 1207 als eerste onderwierp aan Jochi. Vervolgens hielp hij Jochi bij het onderwerpen van de overige Oirat.
Senggüm Zoon van Toghril. Hij voelde zich bedreigd door Temujin omdat Toghril Temujin had geadopteerd als zoon. Het zou zelfs kunnen dat Toghril Senggüm had onterft ten gunste van Temujin. Senggüm weigerde daarom zijn dochter uit te huwelijken aan Jochi en overtuigde zijn vader ervan de kant van Jamukha te kiezen en een oorlog te beginnen met Temujin. Na de nederlaag van de Kereyit vluchtte Senggüm de woestijn in met Kököchu en diens vrouw. Kököchu verliet hem echter en keerde terug naar Djengis Khan, die hem vermoordde omdat hij zijn Khan had verraden. Senggüm was tot hij niet veel later stierf op de vlucht en leefde van diefstal.
Sorghaghtani Beki (Sorqaqtani) Jongste dochter van Jaqa-Gambu van de Kereyit. Na de slag bij Baljuna in 1203 gaf Djengis Khan haar als vrouw aan zijn jongste zoon Tolui. Later werd ze een van de meest invloedrijke vrouwen in het Mongoolse Rijk. Haar vier zonen (Mönke, Hulagu, Ariq Böke en Kublai) werden allen Khagans. Sorqaqtani was Christelijk (nestoriaans).
Subedei (1176–1248) De belangrijkste generaal en adviseur onder Djengis Khan. Hij word gezien als de grootste generaal na Djengis uit de Mongoolse geschiedenis. Subedei heeft vooral grote gebieden veroverd in het westen van het Mongoolse rijk. Dus grote delen van onder andere Rusland, maar ook Europa. Er wordt van Subedei gezegd dat hij als generaal het meeste land heeft veroverd van alle generaals, koningen en keizers uit de wereldgeschiedenis.
Shigiken-quduqu, Shigi qutuqu Nadat Temujin en Toghril de Tataren hadden verslagen in de oorlog tegen Jamukha, werd Shigiken-quduqu als jongetje gevonden in het Tataarse kamp. Aan gouden oorbellen en dure jas te zien was hij van goede afkomst. Temujin gaf hem cadeau aan zijn moeder Hö’elün. Later wordt hij generaal en lijdt hij een grote nederlaag tegen Jalal al-DIn.
Targutei Leider van de Mongoolse Tayichiud (Taichuud, Tayichi’ut) clan. Grote rivaal van Temujin. Na de dood van Yesughei, vader van Temujin, nam Targutei de macht over en liet de familie van Temujin achter in de wildernis. Later nam Targutei Temujin weer gevangen, maar die wist te ontsnappen.
Tayan Khan Khan van de Naimanen. Zoon van Inancha Bilgei Khan en Gürbesü. Vader van Kuchlug. Nadat zijn moeder een offering aan het afgehakte hoofd van Ong Khan brengt, begint dit hoofd te lachen. Verschrikt vertrapt Tayan Khan het hoofd totdat er niets meer van over is. Zijn grootste generaal voorspelt dat dit een slecht voorteken is. Niet lang daarna worden de Naimanen verslagen door Djengis Khan.
Temüge (1178 — 1246) De jongste broer van Temujin. Hij was als enige van de broers geen vechter, maar was meer geïnteresseerd in politiek. Hij was hierdoor niet erg geliefd bij de andere broers. Hij bekleedde wel verschillende politieke functies waar de generaals minder geschikt voor waren. Uiteindelijk werd hij ter dood gebracht nadat hij na de dood van Ogedei Khan de macht probeerde te grijpen.
Temujin Zie pagina over Temujin.
Toghril, To’oril (Ong Khan, Wang Khan) Christelijke leider van de Kereyit (Kerait) stam en bloedbroeder (anda) van Yesükhei, de vader van Temujin. Toghril kreeg van de Chinese Jin-dynastie de titel Ong Khan. Vormde een sterke bondgenoodschap met Temujin, maar koos uit angst voor de groeiende macht van Temujin de kant van zijn rivaal Jamukha. Directe aanleiding was de weigering van Toghril’s zoon Senggüm om zijn dochter uit te huwelijken aan Temujin’s zoon Jochi. Toghril werd door Temujin verslagen bij het meer Baljuna, waarna hij vluchtte. Later werd hij waarschijnlijk per ongeluk gedood door Naimanen. (lees meer)
In Europa ging het populaire verhaal rond dat Wang Khan Pape Jan (Prester John) zou zijn. Er werden enkele gezanten gestuurd op zoek naar deze mythische figuur, maar al snel bleek dat hij was verslagen door Djengis Khan en dat de Christelijke Mongolen weinig politieke invloed hadden.
Tolui (1193 – 1232) De jongste zoon van Djengis Khan en Börte. Hij stond bekend als de beste vechter en strategist van de zonen van Djengis. Maar toen Djengis stierf benoemde hij Ögedei als de niewe Khagan van de Mongolen. Tolui heeft wel 2 jaar als regent opgetreden totdat Ögedei de troon kon overnemen. In De Geheime geschiedenis van de Mongolen staat er dat Tolui zijn leven opofferde voor zijn broor en Khagan Ögedei. Ögedei was namelijk erg ziek en de geesten verlangden een offer uit zijn familie. Tolui bood zich toen vrijwillig aan.
Er wordt in andere bronnen echter ook gesproken over dood door alcoholisme.
Töregene Khatun  (?–1246) De vrouw van Ögedei Khan. Na zijn dood trad zij voor een korte tijd op als regent totdat haar zoon, Güyük Khan, werd gekozen. Ögedei had zijn zoon Güyük niet als opvolger beneomd, maar een zoon van een andere vrouw. Töregene was hier niet blij mee en heeft waarschijnlijk de dood van haar man veroorzaakt. Hierdoor kon zij optreden als regent en zorgde ze ervoor dat Güyük werd gekozen tot Khan.
Touman Chanyu, Dau Man De eerste Chanyu (koning) van de Xiongnu. Nadat zijn volk was verdreven door de Chinese Qin dynastie kwam hij terug en versloeg de Chinezen. Uiteindelijk werd hij vermoord door zijn zoon Modu die de confederatie van de Xiongnu zou stichten. Touman bestuurde de Xiongnu van 220 tot 209 v/Chr.
Willem van Rubroek (Rubrouck, Rubruk, Rubroeck) Vlaamse monnik die in 1253 in opdracht van koning Lodewijk IX naar Möngke Khan in Karakorum reisde. Schreef daarover een uitgebreid reisverslag. Lees meer.